Nederlands
Sorah An-Nahl ( The Bees ) - Verses Number 128
أَتَىٰ أَمْرُ اللَّهِ فَلَا تَسْتَعْجِلُوهُ ۚ سُبْحَانَهُ وَتَعَالَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ
( 1 )
Het besluit van God zal zekerlijk worden uitgevoerd; verhaast het dus niet. Geloofd zij hij! en ver zij het van hem wat gij met hem vereenigt.
يُنَزِّلُ الْمَلَائِكَةَ بِالرُّوحِ مِنْ أَمْرِهِ عَلَىٰ مَن يَشَاءُ مِنْ عِبَادِهِ أَنْ أَنذِرُوا أَنَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا أَنَا فَاتَّقُونِ
( 2 )
Hij zal de engelen, door zijn bevel doen nederdalen met eene openbaring tot degenen zijner dienaren, welke hem behagen, zeggende: Verkondigt dat er geen God buiten mij is, en vreest mij dus.
خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ بِالْحَقِّ ۚ تَعَالَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ
( 3 )
Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen om zijne waarheid te doen blijken; ver zij het van hem wat gij met hem vereenigt.
خَلَقَ الْإِنسَانَ مِن نُّطْفَةٍ فَإِذَا هُوَ خَصِيمٌ مُّبِينٌ
( 4 )
Hij heeft den man van zaad geschapen, en thans is de mensch een bepaalde betwister der opstanding.
وَالْأَنْعَامَ خَلَقَهَا ۗ لَكُمْ فِيهَا دِفْءٌ وَمَنَافِعُ وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ
( 5 )
Hij heeft op dezelfde wijze het vee voor u geschapen, van hetwelk gij de kleederen verkrijgt om u warm te houden, benevens andere voordeelen, terwijl gij er tevens van eet.
وَلَكُمْ فِيهَا جَمَالٌ حِينَ تُرِيحُونَ وَحِينَ تَسْرَحُونَ
( 6 )
Het is tegelijk eene eer voor u als gij het des avonds naar huis drijft, en als gij het des morgens wegvoert om het te weiden.
وَتَحْمِلُ أَثْقَالَكُمْ إِلَىٰ بَلَدٍ لَّمْ تَكُونُوا بَالِغِيهِ إِلَّا بِشِقِّ الْأَنفُسِ ۚ إِنَّ رَبَّكُمْ لَرَءُوفٌ رَّحِيمٌ
( 7 )
En zij dragen uwe lasten naar eene verwijderde plaats, welke gij op geene andere wijze zoudt kunnen bereiken dan met groote moeielijkheid voor u zelven; want uw Heer is goedertieren en barmhartig.
وَالْخَيْلَ وَالْبِغَالَ وَالْحَمِيرَ لِتَرْكَبُوهَا وَزِينَةً ۚ وَيَخْلُقُ مَا لَا تَعْلَمُونَ
( 8 )
Ook heeft hij paarden en muildieren en ezels geschapen om daarop te kunnen rijden, en als een sieraad voor u; en hij schiep evenzoo andere dingen, welke gij niet kent.
وَعَلَى اللَّهِ قَصْدُ السَّبِيلِ وَمِنْهَا جَائِرٌ ۚ وَلَوْ شَاءَ لَهَدَاكُمْ أَجْمَعِينَ
( 9 )
Het behoort Gode, de menschen te onderrichten nopens den rechten weg, en er zijn er, die daarvan afdwalen: maar indien het hem had behaagt, zou hij u zekerlijk allen geleid hebben.
هُوَ الَّذِي أَنزَلَ مِنَ السَّمَاءِ مَاءً ۖ لَّكُم مِّنْهُ شَرَابٌ وَمِنْهُ شَجَرٌ فِيهِ تُسِيمُونَ
( 10 )
Hij is het, die regenwater van den hemel nederzendt, waarvan gij kunt drinken en waarvan de planten waarmede gij uw vee spijst, haar voedsel ontvangen.
يُنبِتُ لَكُم بِهِ الزَّرْعَ وَالزَّيْتُونَ وَالنَّخِيلَ وَالْأَعْنَابَ وَمِن كُلِّ الثَّمَرَاتِ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ
( 11 )
Door middel van het water doet hij koorn, olijven en palmboomen, druiven en alle soorten van vruchten voor u ontspruiten. Waarlijk, hierin is een teeken van de goddelijke macht en wijsheid voor hen die aandachtig gadeslaan.
وَسَخَّرَ لَكُمُ اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ وَالشَّمْسَ وَالْقَمَرَ ۖ وَالنُّجُومُ مُسَخَّرَاتٌ بِأَمْرِهِ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَعْقِلُونَ
( 12 )
En hij heeft den nacht en den dag aan uwen dienst onderworpen, en de zon en de maan en de sterren, die gedwongen zijn op zijn bevel te dienen. Waarlijk, hierin liggen teekenen voor hen die begrijpen willen.
وَمَا ذَرَأَ لَكُمْ فِي الْأَرْضِ مُخْتَلِفًا أَلْوَانُهُ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَذَّكَّرُونَ
( 13 )
Hij heeft u ook de oppermacht gegeven over alles wat hij voor u op aarde heeft geschapen, door zijne verschillende kleuren onderscheiden. Waarlijk, hierin is een teeken voor hen die er over denken.
وَهُوَ الَّذِي سَخَّرَ الْبَحْرَ لِتَأْكُلُوا مِنْهُ لَحْمًا طَرِيًّا وَتَسْتَخْرِجُوا مِنْهُ حِلْيَةً تَلْبَسُونَهَا وَتَرَى الْفُلْكَ مَوَاخِرَ فِيهِ وَلِتَبْتَغُوا مِن فَضْلِهِ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ
( 14 )
Hij is het, die de zee aan u heeft onderworpen, opdat gij er visschen uit zoudt mogen eten en er versierselen uit mogen halen om u op te schikken; en gij ziet de schepen hare golven doorklieven, opdat gij zoudt trachten door koophandel u met zijnen overvloed te verrijken, en dat gij dankbaar zoudt zijn.
وَأَلْقَىٰ فِي الْأَرْضِ رَوَاسِيَ أَن تَمِيدَ بِكُمْ وَأَنْهَارًا وَسُبُلًا لَّعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ
( 15 )
En hij heeft op de aarde vastgewortelde bergen geplaatst, dat die zich met u zouden bewegen, en ook rivieren en paden, opdat gij geleidt zoudt worden.
وَعَلَامَاتٍ ۚ وَبِالنَّجْمِ هُمْ يَهْتَدُونَ
( 16 )
Hij heeft tevens teekenen geplaatst, waardoor de menschen hunnen weg zouden kennen; en zij worden door de sterren geleid.
أَفَمَن يَخْلُقُ كَمَن لَّا يَخْلُقُ ۗ أَفَلَا تَذَكَّرُونَ
( 17 )
Zal dus God die schept, evenals hij zijn, die niet schept? Dient gij dus niet na te denken.
وَإِن تَعُدُّوا نِعْمَةَ اللَّهِ لَا تُحْصُوهَا ۗ إِنَّ اللَّهَ لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ
( 18 )
Indien gij poogt Gods gunsten te berekenen, zult gij niet in staat zijn haar getal te tellen. Waarlijk. God is genadig en barmhartig.
وَاللَّهُ يَعْلَمُ مَا تُسِرُّونَ وَمَا تُعْلِنُونَ
( 19 )
En God kent wat gij verbergt en wat gij openbaart.
وَالَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ لَا يَخْلُقُونَ شَيْئًا وَهُمْ يُخْلَقُونَ
( 20 )
Maar de afgoden, welke gij buiten God aanbidt, scheppen niets, maar zijn zelven geschapen.
أَمْوَاتٌ غَيْرُ أَحْيَاءٍ ۖ وَمَا يَشْعُرُونَ أَيَّانَ يُبْعَثُونَ
( 21 )
Zij zijn dood en niet levend, en zij weten volstrekt niet, Wanneer zij zullen opstaan.
إِلَٰهُكُمْ إِلَٰهٌ وَاحِدٌ ۚ فَالَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ قُلُوبُهُم مُّنكِرَةٌ وَهُم مُّسْتَكْبِرُونَ
( 22 )
Uw God is een eenig God. Wat hen betreft, die niet in het volgende leven gelooven, hunne harten loochenen het meest duidelijke, en zij verwerpen de waarheid met trotschheid.
لَا جَرَمَ أَنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ مَا يُسِرُّونَ وَمَا يُعْلِنُونَ ۚ إِنَّهُ لَا يُحِبُّ الْمُسْتَكْبِرِينَ
( 23 )
Daaromtrent is geen twijfel, maar God kent wat zij verbergen en wat zij ontdekken. Waarlijk, hij bemint den trots niet.
وَإِذَا قِيلَ لَهُم مَّاذَا أَنزَلَ رَبُّكُمْ ۙ قَالُوا أَسَاطِيرُ الْأَوَّلِينَ
( 24 )
En toen men hun vroeg: Wat heeft uw Heer aan Mahomet nedergezonden? antwoordden zij: Fabelen uit oude tijden.
لِيَحْمِلُوا أَوْزَارَهُمْ كَامِلَةً يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۙ وَمِنْ أَوْزَارِ الَّذِينَ يُضِلُّونَهُم بِغَيْرِ عِلْمٍ ۗ أَلَا سَاءَ مَا يَزِرُونَ
( 25 )
Zoozeer zijn zij aan dwaling overgegeven, dat zij hunne eigene lasten zonder verlichting op den dag der opstanding zullen dragen, en ook een deel der lasten van hen welke zij deden dwalen zonder kennis. Zal het geen zware last zijn dien zij zullen dragen?
قَدْ مَكَرَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَأَتَى اللَّهُ بُنْيَانَهُم مِّنَ الْقَوَاعِدِ فَخَرَّ عَلَيْهِمُ السَّقْفُ مِن فَوْقِهِمْ وَأَتَاهُمُ الْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ
( 26 )
Hunne voorgangers smeedden vroeger aanslagen. God tastte hun gebouw tot in de grondslagen aan: het dak viel van boven op hen neder, en eene straf kwam over hen, van waar zij die niet verwachtten.
ثُمَّ يَوْمَ الْقِيَامَةِ يُخْزِيهِمْ وَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَائِيَ الَّذِينَ كُنتُمْ تُشَاقُّونَ فِيهِمْ ۚ قَالَ الَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ إِنَّ الْخِزْيَ الْيَوْمَ وَالسُّوءَ عَلَى الْكَافِرِينَ
( 27 )
Ook op den dag der opstanding zal hij hen met schande bedekken en zal hij zeggen: Waar zijn mijne makkers, over welke gij getwist hebt? Zij, aan wie verstand zal zijn gegeven, zullen antwoorden: Op dezen dag zullen schande en ellende over de ongeloovigen komen.
الَّذِينَ تَتَوَفَّاهُمُ الْمَلَائِكَةُ ظَالِمِي أَنفُسِهِمْ ۖ فَأَلْقَوُا السَّلَمَ مَا كُنَّا نَعْمَلُ مِن سُوءٍ ۚ بَلَىٰ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
( 28 )
Zij welken de engelen des doods bij het sterven zullen afwachten omdat zij onrechtvaardig met hunne zielen gehandeld hebben, zullen in het oogenblik des doods aanbieden, zich te onderwerpen, zeggende: Wij hebben geen kwaad bedreven. Maar de engelen zullen antwoorden: Ja, waarlijk, God kent wat gij hebt bedreven.
فَادْخُلُوا أَبْوَابَ جَهَنَّمَ خَالِدِينَ فِيهَا ۖ فَلَبِئْسَ مَثْوَى الْمُتَكَبِّرِينَ
( 29 )
Gaat dus de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te verblijven; en het verblijf van den trotsche zal ellendig zijn.
وَقِيلَ لِلَّذِينَ اتَّقَوْا مَاذَا أَنزَلَ رَبُّكُمْ ۚ قَالُوا خَيْرًا ۗ لِّلَّذِينَ أَحْسَنُوا فِي هَٰذِهِ الدُّنْيَا حَسَنَةٌ ۚ وَلَدَارُ الْآخِرَةِ خَيْرٌ ۚ وَلَنِعْمَ دَارُ الْمُتَّقِينَ
( 30 )
En tot de godvreezenden zal gezegd worden: Wat heeft uw Heer nedergezonden? Zij zullen antwoorden: Allerlei weldaden. Aan hen die rechtvaardig handelen, zal eene uitmuntende belooning in deze wereld worden geschonken, maar de woning, van het volgende leven zal beter, en de woning van den vrome gelukkig zijn!
جَنَّاتُ عَدْنٍ يَدْخُلُونَهَا تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ ۖ لَهُمْ فِيهَا مَا يَشَاءُونَ ۚ كَذَٰلِكَ يَجْزِي اللَّهُ الْمُتَّقِينَ
( 31 )
Namelijk tuinen van eeuwig verblijf, waar zij zullen binnentreden; rivieren zullen daar stroomen, en daar zullen zij genieten wat zij zouden mogen wenschen. Zoo zal God den vrome beloonen.
الَّذِينَ تَتَوَفَّاهُمُ الْمَلَائِكَةُ طَيِّبِينَ ۙ يَقُولُونَ سَلَامٌ عَلَيْكُمُ ادْخُلُوا الْجَنَّةَ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
( 32 )
Tot de rechtvaardigen, welke de engelen bij het sterven ontvangen, zullen zij zeggen: Vrede zij over u! Gaat het paradijs binnen, als eene belooning voor hetgeen gij hebt gedaan.
هَلْ يَنظُرُونَ إِلَّا أَن تَأْتِيَهُمُ الْمَلَائِكَةُ أَوْ يَأْتِيَ أَمْرُ رَبِّكَ ۚ كَذَٰلِكَ فَعَلَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ وَمَا ظَلَمَهُمُ اللَّهُ وَلَٰكِن كَانُوا أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ
( 33 )
Verwachten de ongeloovigen iets anders dan dat de engelen tot hen komen, om hunne zielen van hunne lichamen te scheiden, of dat het besluit van hunnen Heer op hen worde uitgevoerd? Zoo handelen zij die vóór hen waren en God handelde niet onrechtvaardig nopens hen, door hen te verdelgen: maar zij handelden onrechtvaardig met hunne eigene zielen.
فَأَصَابَهُمْ سَيِّئَاتُ مَا عَمِلُوا وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ
( 34 )
De booze daden welke zij bedreven hadden, bereikten hen en het goddelijke oordeel, dat zij bespot hadden, stortte op hen neder.
وَقَالَ الَّذِينَ أَشْرَكُوا لَوْ شَاءَ اللَّهُ مَا عَبَدْنَا مِن دُونِهِ مِن شَيْءٍ نَّحْنُ وَلَا آبَاؤُنَا وَلَا حَرَّمْنَا مِن دُونِهِ مِن شَيْءٍ ۚ كَذَٰلِكَ فَعَلَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ فَهَلْ عَلَى الرُّسُلِ إِلَّا الْبَلَاغُ الْمُبِينُ
( 35 )
De afgodendienaars zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij niets buiten hem hebben aangebeden, wij en onze vaderen; wij zouden slechts verboden hebben wat hij zelf verbood. Zij die hen voorafgingen, handelden evenzoo. Maar moeten de gezanten iets anders doen dan openbaar prediken?
وَلَقَدْ بَعَثْنَا فِي كُلِّ أُمَّةٍ رَّسُولًا أَنِ اعْبُدُوا اللَّهَ وَاجْتَنِبُوا الطَّاغُوتَ ۖ فَمِنْهُم مَّنْ هَدَى اللَّهُ وَمِنْهُم مَّنْ حَقَّتْ عَلَيْهِ الضَّلَالَةُ ۚ فَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَانظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِينَ
( 36 )
Wij hebben vroeger bij ieder volk een gezant doen opstaan, om hen te vermanen, zeggende: Aanbidt God en vermijdt Thagut. En sommigen van hen werden door God geleid, terwijl anderen bestemd waren af te dwalen. Gaat dus over de aarde, gij Koreïshieten, en ziet wat het einde was van hen, die hunne gezanten van bedrog beschuldigden.
إِن تَحْرِصْ عَلَىٰ هُدَاهُمْ فَإِنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي مَن يُضِلُّ ۖ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ
( 37 )
Indien gij, o profeet, ernstig wenscht dat zij geleid mogen worden, weet dan, dat God dengeen niet leidt, omtrent wien hij besloten heeft, hem in dwaling te brengen: zij zullen geenerlei helper hebben.
وَأَقْسَمُوا بِاللَّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ ۙ لَا يَبْعَثُ اللَّهُ مَن يَمُوتُ ۚ بَلَىٰ وَعْدًا عَلَيْهِ حَقًّا وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ
( 38 )
En zij zweren op de meest plechtige wijze bij God, zeggende: God zal de dooden niet opwekken. En toch, de belofte is waar. Hij zal het dus doen, maar het grootste deel der menschen weet het niet.
لِيُبَيِّنَ لَهُمُ الَّذِي يَخْتَلِفُونَ فِيهِ وَلِيَعْلَمَ الَّذِينَ كَفَرُوا أَنَّهُمْ كَانُوا كَاذِبِينَ
( 39 )
Hij zal hen doen verrijzen, opdat hij hun duidelijk de waarheid zou kunnen toonen, waaromtrent zij thans verschillen, en opdat de ongeloovigen weten dat zij leugenaars zijn.
إِنَّمَا قَوْلُنَا لِشَيْءٍ إِذَا أَرَدْنَاهُ أَن نَّقُولَ لَهُ كُن فَيَكُونُ
( 40 )
Indien wij willen, dat iets bestaat, zeggen wij slechts: Zij, en het is.
وَالَّذِينَ هَاجَرُوا فِي اللَّهِ مِن بَعْدِ مَا ظُلِمُوا لَنُبَوِّئَنَّهُمْ فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً ۖ وَلَأَجْرُ الْآخِرَةِ أَكْبَرُ ۚ لَوْ كَانُوا يَعْلَمُونَ
( 41 )
Wat hen betreft, die hun land zijn ontvloden voor Gods zaak, nadat zij onrechtvaardig waren vervolgd, waarlijk, wij zullen hun eene uitmuntende woning in deze wereld schenken; maar de belooning van het volgende leven zal grooter zijn. Indien zij dat slechts kenden!.
الَّذِينَ صَبَرُوا وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ
( 42 )
Zij die met geduld volharden en hun vertrouwen in hunnen Heer stellen, zullen overvloed van geluk hebben, zoowel in dit leven als in het volgende.
وَمَا أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ إِلَّا رِجَالًا نُّوحِي إِلَيْهِمْ ۚ فَاسْأَلُوا أَهْلَ الذِّكْرِ إِن كُنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ
( 43 )
Wij hebben vóór u niemand anders als onze gezanten gezonden, dan mannen , met welke wij door openbaring spraken. Vraag dus aan hen, die met de bewaring der schriften zijn belast, indien gij niet weet dat dit de waarheid is.
بِالْبَيِّنَاتِ وَالزُّبُرِ ۗ وَأَنزَلْنَا إِلَيْكَ الذِّكْرَ لِتُبَيِّنَ لِلنَّاسِ مَا نُزِّلَ إِلَيْهِمْ وَلَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ
( 44 )
Wij zonden hen met duidelijke wonderen en beschreven openbaringen, en wij hebben u dezen Koran gezonden, opdat gij den mensch zoudt verklaren wat hem reeds werd nedergezonden, en opdat hij zou nadenken.
أَفَأَمِنَ الَّذِينَ مَكَرُوا السَّيِّئَاتِ أَن يَخْسِفَ اللَّهُ بِهِمُ الْأَرْضَ أَوْ يَأْتِيَهُمُ الْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ
( 45 )
Zijn zij, die kwaad tegen hunnen profeet hebben gesmeed, zeker, dat God de aarde onder hen niet zal doen vaneen splijten, of dat hen geene straf zal treffen, vanwaar zij die niet verwachten.
أَوْ يَأْخُذَهُمْ فِي تَقَلُّبِهِمْ فَمَا هُم بِمُعْجِزِينَ
( 46 )
Of dat hij hen niet zal kastijden, als zij bezig zijn van eene plaats naar eene andere te reizen, of met arbeiden? Want zij zullen niet in staat zijn, Gods macht te verzwakken.
أَوْ يَأْخُذَهُمْ عَلَىٰ تَخَوُّفٍ فَإِنَّ رَبَّكُمْ لَرَءُوفٌ رَّحِيمٌ
( 47 )
Of dat hij hen niet zal kastijden door eene trapsgewijze vernietiging? Maar uw Heer is waarlijk genadig en barmhartig door u uitstel te verleenen.
أَوَلَمْ يَرَوْا إِلَىٰ مَا خَلَقَ اللَّهُ مِن شَيْءٍ يَتَفَيَّأُ ظِلَالُهُ عَنِ الْيَمِينِ وَالشَّمَائِلِ سُجَّدًا لِّلَّهِ وَهُمْ دَاخِرُونَ
( 48 )
Beschouwen zij de dingen niet die God heeft geschapen, wier schaduwen naar de rechter- en linkerzijde worden geworpen, om God te aanbidden en zich voor hem neder te buigen?
وَلِلَّهِ يَسْجُدُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ مِن دَابَّةٍ وَالْمَلَائِكَةُ وَهُمْ لَا يَسْتَكْبِرُونَ
( 49 )
Alles wat zich, zoowel in den hemel als op de aarde, beweegt, die dieren en ook de engelen aanbidt God, en zij zijn niet door trotschheid opgeblazen.
يَخَافُونَ رَبَّهُم مِّن فَوْقِهِمْ وَيَفْعَلُونَ مَا يُؤْمَرُونَ ۩
( 50 )
Zij vreezen hunnen Heer, die boven hen is verheven, en doen wat hun bevolen is.
وَقَالَ اللَّهُ لَا تَتَّخِذُوا إِلَٰهَيْنِ اثْنَيْنِ ۖ إِنَّمَا هُوَ إِلَٰهٌ وَاحِدٌ ۖ فَإِيَّايَ فَارْهَبُونِ
( 51 )
God zeide: Neemt geene twee goden onder u; want er is slechts één God, en vreest mij.
وَلَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَلَهُ الدِّينُ وَاصِبًا ۚ أَفَغَيْرَ اللَّهِ تَتَّقُونَ
( 52 )
Hem behoort alles wat in den hemel en op de aarde is, en hem is de mensch eeuwig gehoorzaamheid schuldig. Zoudt gij dus iets buiten God vreezen?
وَمَا بِكُم مِّن نِّعْمَةٍ فَمِنَ اللَّهِ ۖ ثُمَّ إِذَا مَسَّكُمُ الضُّرُّ فَإِلَيْهِ تَجْأَرُونَ
( 53 )
Welke weldaden gij ook hebt ontvangen, zij zijn zekerlijk van God, en indien gij door het ongeluk bedroefd wordt, richt gij uwe smeekingen tot hem.
ثُمَّ إِذَا كَشَفَ الضُّرَّ عَنكُمْ إِذَا فَرِيقٌ مِّنكُم بِرَبِّهِمْ يُشْرِكُونَ
( 54 )
En indien hij u van het booze verlost, geeft een deel der uwen makkers aan hunnen Heer.
لِيَكْفُرُوا بِمَا آتَيْنَاهُمْ ۚ فَتَمَتَّعُوا ۖ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ
( 55 )
Om hunne ondankbaarheid te betoonen voor de gunsten welke wij hun hebben geschonken. Verheugt u in de genietingen van dit leven; maar hier namaals zult gij weten, dat gij de goddelijke wraak niet kunt ontkomen.
وَيَجْعَلُونَ لِمَا لَا يَعْلَمُونَ نَصِيبًا مِّمَّا رَزَقْنَاهُمْ ۗ تَاللَّهِ لَتُسْأَلُنَّ عَمَّا كُنتُمْ تَفْتَرُونَ
( 56 )
En zij geven aan de afgoden, die geen verstand hebben , een deel van het voedsel dat wij hun hebben geschonken. Ik zweer u bij God, gij zult zekerlijk ter verantwoording worden geroepen, voor hetgeen gij verkeerdelijk hebt uitgedacht.
وَيَجْعَلُونَ لِلَّهِ الْبَنَاتِ سُبْحَانَهُ ۙ وَلَهُم مَّا يَشْتَهُونَ
( 57 )
Zij schrijven aan God dochters toe; dit zij ver van hem! en zij begeeren die niet voor zich zelven.
وَإِذَا بُشِّرَ أَحَدُهُم بِالْأُنثَىٰ ظَلَّ وَجْهُهُ مُسْوَدًّا وَهُوَ كَظِيمٌ
( 58 )
En indien aan een hunner het bericht wordt gegeven van de geboorte eener dochter, wordt zijn aangezicht donker en hij is diep bedroefd.
يَتَوَارَىٰ مِنَ الْقَوْمِ مِن سُوءِ مَا بُشِّرَ بِهِ ۚ أَيُمْسِكُهُ عَلَىٰ هُونٍ أَمْ يَدُسُّهُ فِي التُّرَابِ ۗ أَلَا سَاءَ مَا يَحْكُمُونَ
( 59 )
Hij verbergt zich voor het volk, wegens de slechte tijding die hem is medegedeeld; bij zichzelven nadenkende, of hij er de schande van ondergaan, of haar in het stof begraven zal. Is hun oordeel niet slecht?
لِلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ مَثَلُ السَّوْءِ ۖ وَلِلَّهِ الْمَثَلُ الْأَعْلَىٰ ۚ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ
( 60 )
En die niet in het volgende leven gelooven, moet gij gelijk stellen met al het booze; maar vereenig God slechts met het meest verhevene ; want hij is machtig en wijs.
وَلَوْ يُؤَاخِذُ اللَّهُ النَّاسَ بِظُلْمِهِم مَّا تَرَكَ عَلَيْهَا مِن دَابَّةٍ وَلَٰكِن يُؤَخِّرُهُمْ إِلَىٰ أَجَلٍ مُّسَمًّى ۖ فَإِذَا جَاءَ أَجَلُهُمْ لَا يَسْتَأْخِرُونَ سَاعَةً ۖ وَلَا يَسْتَقْدِمُونَ
( 61 )
Indien God de menschen voor hunne onrechtvaardigheid zou straffen, zou hij geen levend wezen op aarde laten; maar hij geeft hen uitstel tot een bepaalden tijd; en als hun tijd zal gekomen zijn, zullen zij geen uur uitstel ontvangen, en hunne straf zal ook niet vervroegd worden.
وَيَجْعَلُونَ لِلَّهِ مَا يَكْرَهُونَ وَتَصِفُ أَلْسِنَتُهُمُ الْكَذِبَ أَنَّ لَهُمُ الْحُسْنَىٰ ۖ لَا جَرَمَ أَنَّ لَهُمُ النَّارَ وَأَنَّهُم مُّفْرَطُونَ
( 62 )
Zij schrijven aan God toe wat zij zelve haten, en hunne tongen spreken eene leugen uit, als zij zeggen, dat de belooning van het paradijs voor hen is bestemd. Er bestaat geen twijfel, of het vuur der hel voor hen is gereed gemaakt, en dat zij daarin zullen nedergeworpen worden, vóór het overige deel der zondaren.
تَاللَّهِ لَقَدْ أَرْسَلْنَا إِلَىٰ أُمَمٍ مِّن قَبْلِكَ فَزَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ أَعْمَالَهُمْ فَهُوَ وَلِيُّهُمُ الْيَوْمَ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ
( 63 )
Ik zweer bij God, dat wij vroeger gezanten hebben gezonden tot de volkeren, die vóór u bestonden, maar Satan maakte hunne werken voor hen gereed; hij was hun schuts in deze wereld en in de volgende zullen zij eene gestrenge pijniging ondergaan.
وَمَا أَنزَلْنَا عَلَيْكَ الْكِتَابَ إِلَّا لِتُبَيِّنَ لَهُمُ الَّذِي اخْتَلَفُوا فِيهِ ۙ وَهُدًى وَرَحْمَةً لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ
( 64 )
Wij hebben u den Koran met geen ander doel nedergezonden, dan dat gij hun de waarheid zoudt verklaren, waaromtrent zij thans verschillen, en tot leiding en genade voor hen die gelooven.
وَاللَّهُ أَنزَلَ مِنَ السَّمَاءِ مَاءً فَأَحْيَا بِهِ الْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَسْمَعُونَ
( 65 )
God zendt water van den hemel neder en doet de aarde na haren dood herleven. Waarlijk, hierin is een teeken der opstanding, voor hen die luisteren.
وَإِنَّ لَكُمْ فِي الْأَنْعَامِ لَعِبْرَةً ۖ نُّسْقِيكُم مِّمَّا فِي بُطُونِهِ مِن بَيْنِ فَرْثٍ وَدَمٍ لَّبَنًا خَالِصًا سَائِغًا لِّلشَّارِبِينَ
( 66 )
Ook het vee is voor u een voorbeeld tot onderricht; wij geven u te drinken van hetgeen zich in zijn buik bevindt, tusschen verteerde stoffen en bloed; namelijk zuivere melk, die met genoegen wordt genoten door hen die haar drinken.
وَمِن ثَمَرَاتِ النَّخِيلِ وَالْأَعْنَابِ تَتَّخِذُونَ مِنْهُ سَكَرًا وَرِزْقًا حَسَنًا ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَعْقِلُونَ
( 67 )
En van de vruchten der palmboomen, en van de druiven verkrijgt gij een bedwelmenden drank en ook een goed voedsel. Waarlijk hierin is een teeken, voor hen die begrijpen willen.
وَأَوْحَىٰ رَبُّكَ إِلَى النَّحْلِ أَنِ اتَّخِذِي مِنَ الْجِبَالِ بُيُوتًا وَمِنَ الشَّجَرِ وَمِمَّا يَعْرِشُونَ
( 68 )
Uw Heer sprak door ingeving tot de bij, zeggende: Bouw u huizen in de bergen en in de boomen, en van de stoffen waarmede de menschen korven voor u bouwen.
ثُمَّ كُلِي مِن كُلِّ الثَّمَرَاتِ فَاسْلُكِي سُبُلَ رَبِّكِ ذُلُلًا ۚ يَخْرُجُ مِن بُطُونِهَا شَرَابٌ مُّخْتَلِفٌ أَلْوَانُهُ فِيهِ شِفَاءٌ لِّلنَّاسِ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ
( 69 )
Eet van iedere vruchtsoort en wandel op de gebaande wegen van uwen Heer. Uit hare buiken komt eene vloeistof van verschillende kleur welke een geneesmiddel voor de menschen bevat. Waarlijk, hierin is een teeken voor hen die nadenken.
وَاللَّهُ خَلَقَكُمْ ثُمَّ يَتَوَفَّاكُمْ ۚ وَمِنكُم مَّن يُرَدُّ إِلَىٰ أَرْذَلِ الْعُمُرِ لِكَيْ لَا يَعْلَمَ بَعْدَ عِلْمٍ شَيْئًا ۚ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ قَدِيرٌ
( 70 )
God heeft u geschapen, en hij zal u later doen sterven, en het leven van menigen uwer zal tot een uitgeleefden ouderdom verlengd worden, zoodat hij alles zal vergeten wat hij wist; want God is wijs en machtig.
وَاللَّهُ فَضَّلَ بَعْضَكُمْ عَلَىٰ بَعْضٍ فِي الرِّزْقِ ۚ فَمَا الَّذِينَ فُضِّلُوا بِرَادِّي رِزْقِهِمْ عَلَىٰ مَا مَلَكَتْ أَيْمَانُهُمْ فَهُمْ فِيهِ سَوَاءٌ ۚ أَفَبِنِعْمَةِ اللَّهِ يَجْحَدُونَ
( 71 )
God doet sommigen uwer in wereldsche bezittingen boven anderen uitmunten; maar degenen welke hij doet uitmunten, geven hunne bezittingen niet aan hunne slaven, die door hunne rechterhand wordt bezeten, opdat zij gelijke bezitters daarvan worden. Loochenen zij daarom Gods weldaden?
وَاللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّنْ أَنفُسِكُمْ أَزْوَاجًا وَجَعَلَ لَكُم مِّنْ أَزْوَاجِكُم بَنِينَ وَحَفَدَةً وَرَزَقَكُم مِّنَ الطَّيِّبَاتِ ۚ أَفَبِالْبَاطِلِ يُؤْمِنُونَ وَبِنِعْمَتِ اللَّهِ هُمْ يَكْفُرُونَ
( 72 )
God heeft u vrouwen gekozen onder de uwen en u van uwe vrouwen kinderen en kleinkinderen geschonken, en heeft u goede dingen tot voeding gegeven. Wilt gij dus gelooven in datgene wat ijdel is, en ondankbaar Gods goedheid loochenen?
وَيَعْبُدُونَ مِن دُونِ اللَّهِ مَا لَا يَمْلِكُ لَهُمْ رِزْقًا مِّنَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ شَيْئًا وَلَا يَسْتَطِيعُونَ
( 73 )
Zij aanbidden naast God afgodsbeelden die niets bezitten, waarmede zij zich kunnen onderhouden, noch in den hemel, noch op aarde, en welke geene macht hebben.
فَلَا تَضْرِبُوا لِلَّهِ الْأَمْثَالَ ۚ إِنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ
( 74 )
Vergelijk dus niets met God; want God weet alles en gij weet niets.
ضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا عَبْدًا مَّمْلُوكًا لَّا يَقْدِرُ عَلَىٰ شَيْءٍ وَمَن رَّزَقْنَاهُ مِنَّا رِزْقًا حَسَنًا فَهُوَ يُنفِقُ مِنْهُ سِرًّا وَجَهْرًا ۖ هَلْ يَسْتَوُونَ ۚ الْحَمْدُ لِلَّهِ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ
( 75 )
God stelt u als eene vergelijking een slaaf voor, die over niets macht bezit en dengeen, wien wij een grooten voorraad hebben geschonken en die daarvan openlijk en heimelijk aalmoezen geeft; zullen deze beiden gelijk geschat worden? Goddank, neen! Maar het grootste deel der menschen weet het niet.
وَضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا رَّجُلَيْنِ أَحَدُهُمَا أَبْكَمُ لَا يَقْدِرُ عَلَىٰ شَيْءٍ وَهُوَ كَلٌّ عَلَىٰ مَوْلَاهُ أَيْنَمَا يُوَجِّههُّ لَا يَأْتِ بِخَيْرٍ ۖ هَلْ يَسْتَوِي هُوَ وَمَن يَأْمُرُ بِالْعَدْلِ ۙ وَهُوَ عَلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
( 76 )
God stelt ook als eene vergelijking twee mannen voor, waarvan de een stom geboren, en niet in staat is iets te doen of te verstaan: maar een last voor zijn meester is: waarheen hij hem ook zende, hij zal hem niets goeds brengen. Zal deze man en hij die meester over zijne spraak is en verstaat, en die beveelt wat rechtvaardig is en den rechten weg volgt, gelijk geacht worden?
وَلِلَّهِ غَيْبُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ وَمَا أَمْرُ السَّاعَةِ إِلَّا كَلَمْحِ الْبَصَرِ أَوْ هُوَ أَقْرَبُ ۚ إِنَّ اللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ
( 77 )
Aan God alleen is het geheim van hemel en aarde bekend. De handeling van het laatste uur zal zijn als de tijdruimte van een oogenblik, of wellicht nog spoediger; want God is almachtig.
وَاللَّهُ أَخْرَجَكُم مِّن بُطُونِ أُمَّهَاتِكُمْ لَا تَعْلَمُونَ شَيْئًا وَجَعَلَ لَكُمُ السَّمْعَ وَالْأَبْصَارَ وَالْأَفْئِدَةَ ۙ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ
( 78 )
God heeft u voortgebracht uit de ingewanden uwer moederen. Gij wist niets en hij gaf u de zintuigen van het gehoor en het gezicht, en het verstand, opdat gij dankbaar zoudt zijn.
أَلَمْ يَرَوْا إِلَى الطَّيْرِ مُسَخَّرَاتٍ فِي جَوِّ السَّمَاءِ مَا يُمْسِكُهُنَّ إِلَّا اللَّهُ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ
( 79 )
Hebt gij een blik geworpen op de vogelen, die de lucht doorklieven? God alleen kan hunne vlucht stuiten; niemand beschut hen buiten God. Waarlijk, hierin zijn teekens voor hen die gelooven.
وَاللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّن بُيُوتِكُمْ سَكَنًا وَجَعَلَ لَكُم مِّن جُلُودِ الْأَنْعَامِ بُيُوتًا تَسْتَخِفُّونَهَا يَوْمَ ظَعْنِكُمْ وَيَوْمَ إِقَامَتِكُمْ ۙ وَمِنْ أَصْوَافِهَا وَأَوْبَارِهَا وَأَشْعَارِهَا أَثَاثًا وَمَتَاعًا إِلَىٰ حِينٍ
( 80 )
God heeft u ook huizen gegeven, om tot woningen voor u te dienen en heeft ook uwe tenten van dierenhuiden voorzien, die licht zijn, om op den dag van uw vertrek naar andere plaatsen overgebracht te worden, en gemakkelijk te spannen op den dag, dat gij er in woont; hij heeft u voorzien van wol, bont en haar van uw vee; van kleederen en benoodigdheden voor tijdelijk gebruik.
وَاللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّمَّا خَلَقَ ظِلَالًا وَجَعَلَ لَكُم مِّنَ الْجِبَالِ أَكْنَانًا وَجَعَلَ لَكُمْ سَرَابِيلَ تَقِيكُمُ الْحَرَّ وَسَرَابِيلَ تَقِيكُم بَأْسَكُمْ ۚ كَذَٰلِكَ يُتِمُّ نِعْمَتَهُ عَلَيْكُمْ لَعَلَّكُمْ تُسْلِمُونَ
( 81 )
En God heeft u verschaft van hetgeen hij geschapen heeft, en gemakken om u tegen de zon te beveiligen, en hij heeft u schuilplaatsen in de bergen verstrekt en kleederen gegeven, om u voor de hitte te beschutten , en maliënkolders, om u in uwe oorlogen te beschermen. Zoo vervult hij zijne gunst nopens u, opdat gij u aan zijn wil zoudt onderwerpen.
فَإِن تَوَلَّوْا فَإِنَّمَا عَلَيْكَ الْبَلَاغُ الْمُبِينُ
( 82 )
Maar indien de Arabieren zich afwenden, zijt gij slechts met de openbare prediking belast.
يَعْرِفُونَ نِعْمَتَ اللَّهِ ثُمَّ يُنكِرُونَهَا وَأَكْثَرُهُمُ الْكَافِرُونَ
( 83 )
Zij erkennen Gods goedheid en loochenen die later; maar het grootste deel hunner zijn ongeloovigen.
وَيَوْمَ نَبْعَثُ مِن كُلِّ أُمَّةٍ شَهِيدًا ثُمَّ لَا يُؤْذَنُ لِلَّذِينَ كَفَرُوا وَلَا هُمْ يُسْتَعْتَبُونَ
( 84 )
Op zekeren dag zullen wij een getuige van ieder volk doen opstaan; dan zullen zij, die ongeloovigen waren, zich niet kunnen verontschuldigen, en zij zullen niet in gunst worden opgenomen.
وَإِذَا رَأَى الَّذِينَ ظَلَمُوا الْعَذَابَ فَلَا يُخَفَّفُ عَنْهُمْ وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ
( 85 )
En als zij, die onrechtvaardig hebben gehandeld, de pijniging zullen zien, die voor hen is bereid, welke noch verminderd, noch uitgesteld voor hen zal worden.
وَإِذَا رَأَى الَّذِينَ أَشْرَكُوا شُرَكَاءَهُمْ قَالُوا رَبَّنَا هَٰؤُلَاءِ شُرَكَاؤُنَا الَّذِينَ كُنَّا نَدْعُو مِن دُونِكَ ۖ فَأَلْقَوْا إِلَيْهِمُ الْقَوْلَ إِنَّكُمْ لَكَاذِبُونَ
( 86 )
En als zij, die zich aan afgodendienst hebben schuldig gemaakt, hunne valsche goden zullen zien, zullen zij zeggen: O Heer! dit zijn onze afgoden, welke wij buiten u aanroepen. Maar zij zullen zich omkeeren en hun antwoorden: Waarlijk, gij zijt leugenaars.
وَأَلْقَوْا إِلَى اللَّهِ يَوْمَئِذٍ السَّلَمَ ۖ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَفْتَرُونَ
( 87 )
En op dien dag zullen de zondaren God hunne onderwerping aanbieden; en de valsche godheden welke zij hebben uitgedacht, zullen verdwijnen.
الَّذِينَ كَفَرُوا وَصَدُّوا عَن سَبِيلِ اللَّهِ زِدْنَاهُمْ عَذَابًا فَوْقَ الْعَذَابِ بِمَا كَانُوا يُفْسِدُونَ
( 88 )
Wat hen betreft, die ongeloovig waren, en anderen van Gods weg hebben afgeleid. Wij zullen hen straf op straf doen ondergaan, omdat zij anderen hebben verleid.
وَيَوْمَ نَبْعَثُ فِي كُلِّ أُمَّةٍ شَهِيدًا عَلَيْهِم مِّنْ أَنفُسِهِمْ ۖ وَجِئْنَا بِكَ شَهِيدًا عَلَىٰ هَٰؤُلَاءِ ۚ وَنَزَّلْنَا عَلَيْكَ الْكِتَابَ تِبْيَانًا لِّكُلِّ شَيْءٍ وَهُدًى وَرَحْمَةً وَبُشْرَىٰ لِلْمُسْلِمِينَ
( 89 )
Op zekeren dag zullen wij uit ieder volk een getuige van de hunne tegen hen doen opstaan, en wij zullen u, o Mahomet, tot een getuige tegen deze Arabieren maken. Wij hebben u het boek van den Koran nedergezonden, tot uitlegging van alle dingen, die zoowel in het geloof als in het leven noodig zijn, en tot eene richting, en genade en goede tijdingen onder de Moslems.
إِنَّ اللَّهَ يَأْمُرُ بِالْعَدْلِ وَالْإِحْسَانِ وَإِيتَاءِ ذِي الْقُرْبَىٰ وَيَنْهَىٰ عَنِ الْفَحْشَاءِ وَالْمُنكَرِ وَالْبَغْيِ ۚ يَعِظُكُمْ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ
( 90 )
Waarlijk, God beveelt rechtvaardigheid en weldadigheid, en het geven aan verwanten wat noodig is; en hij verbiedt zonde, onrechtvaardigheid en verdrukking: hij waarschuwt u, opdat gij zoudt overwegen.
وَأَوْفُوا بِعَهْدِ اللَّهِ إِذَا عَاهَدتُّمْ وَلَا تَنقُضُوا الْأَيْمَانَ بَعْدَ تَوْكِيدِهَا وَقَدْ جَعَلْتُمُ اللَّهَ عَلَيْكُمْ كَفِيلًا ۚ إِنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ مَا تَفْعَلُونَ
( 91 )
Vervul uw verbond met God, als gij een verbond met hem aangaat, en schend uwe eeden niet, nadat gij die plechtig hebt afgelegd. Gij hebt God tot getuige over u gesteld, en waarlijk God weet wat gij doet.
وَلَا تَكُونُوا كَالَّتِي نَقَضَتْ غَزْلَهَا مِن بَعْدِ قُوَّةٍ أَنكَاثًا تَتَّخِذُونَ أَيْمَانَكُمْ دَخَلًا بَيْنَكُمْ أَن تَكُونَ أُمَّةٌ هِيَ أَرْبَىٰ مِنْ أُمَّةٍ ۚ إِنَّمَا يَبْلُوكُمُ اللَّهُ بِهِ ۚ وَلَيُبَيِّنَنَّ لَكُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ مَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ
( 92 )
Gelijk niet op de vrouw, die vernietigde wat zij gesponnen had; die den draad losdraaide, nadat zij hem stevig had gesponnen; door elkander bedriegelijke eeden te doen, omdat het eene deel sterker is dan het andere. Waarlijk, God beproeft u slechts hierin, en hij zal u dat duidelijk maken op den dag der opstanding, waaromtrent gij thans verschilt.
وَلَوْ شَاءَ اللَّهُ لَجَعَلَكُمْ أُمَّةً وَاحِدَةً وَلَٰكِن يُضِلُّ مَن يَشَاءُ وَيَهْدِي مَن يَشَاءُ ۚ وَلَتُسْأَلُنَّ عَمَّا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
( 93 )
Indien het Gode had behaagd, zou hij u zekerlijk tot één volk hebben gemaakt; maar hij brengt in dwaling naar zijn welbehagen, en hij zal leiden wie hem behaagt. Eens zal men u rekenschap van uwe daden vragen.
وَلَا تَتَّخِذُوا أَيْمَانَكُمْ دَخَلًا بَيْنَكُمْ فَتَزِلَّ قَدَمٌ بَعْدَ ثُبُوتِهَا وَتَذُوقُوا السُّوءَ بِمَا صَدَدتُّمْ عَن سَبِيلِ اللَّهِ ۖ وَلَكُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ
( 94 )
Bedien u niet van uwe eeden als van een middel om te bedriegen, opdat uw voet, die thans vaststaat, niet uitglijde en opdat gij de straf niet moogt ondervinden, omdat gij u van den weg tot God hebt afgewend, en gij eene gestrenge straf in het volgende leven zoudt lijden.
وَلَا تَشْتَرُوا بِعَهْدِ اللَّهِ ثَمَنًا قَلِيلًا ۚ إِنَّمَا عِندَ اللَّهِ هُوَ خَيْرٌ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ
( 95 )
Verkoop ook het verbond met God niet tot een geringen prijs; want God heeft u eene betere belooning bereid, indien gij wilt begrijpen.
مَا عِندَكُمْ يَنفَدُ ۖ وَمَا عِندَ اللَّهِ بَاقٍ ۗ وَلَنَجْزِيَنَّ الَّذِينَ صَبَرُوا أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ
( 96 )
Datgene wat gij bezit, gaat voorbij, maar hetgeen bij God is, blijft; en wij zullen hen die volharden, zekerlijk overeenkomstig de verdienste hunner daden beloonen.
مَنْ عَمِلَ صَالِحًا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَلَنُحْيِيَنَّهُ حَيَاةً طَيِّبَةً ۖ وَلَنَجْزِيَنَّهُمْ أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ
( 97 )
Hij die rechtvaardigheid oefent, hetzij hij een man of eene vrouw mocht wezen en een waar geloovige is, wij zullen hem zekerlijk tot een gelukkig leven opwekken, en wij zullen hem de schoonste belooning geven, welke zijne daden hebben verdiend.
فَإِذَا قَرَأْتَ الْقُرْآنَ فَاسْتَعِذْ بِاللَّهِ مِنَ الشَّيْطَانِ الرَّجِيمِ
( 98 )
Indien gij den Koran leest, zoek dan toevlucht bij God, opdat hij u moge behoeden tegen Satan, die met steenen werd verdreven.
إِنَّهُ لَيْسَ لَهُ سُلْطَانٌ عَلَى الَّذِينَ آمَنُوا وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ
( 99 )
Doch hij heeft geene macht over hen die gelooven en die vertrouwen in hunnen Heer stellen.
إِنَّمَا سُلْطَانُهُ عَلَى الَّذِينَ يَتَوَلَّوْنَهُ وَالَّذِينَ هُم بِهِ مُشْرِكُونَ
( 100 )
Maar zijne macht strekt zich alleen uit over hen, die hem tot hunnen schuts kiezen, en die God makkers geven.
وَإِذَا بَدَّلْنَا آيَةً مَّكَانَ آيَةٍ ۙ وَاللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا يُنَزِّلُ قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مُفْتَرٍ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ
( 101 )
Indien wij in dezen Koran een vers door een ander vervangen (en God weet het beste wat hij openbaart), dan zeggen de ongeloovigen: Gij alleen hebt deze verzen uitgedacht; maar de meesten hunner weten de waarheid van de leugen niet te onderscheiden.
قُلْ نَزَّلَهُ رُوحُ الْقُدُسِ مِن رَّبِّكَ بِالْحَقِّ لِيُثَبِّتَ الَّذِينَ آمَنُوا وَهُدًى وَبُشْرَىٰ لِلْمُسْلِمِينَ
( 102 )
Zeg: De heilige geest heeft u deze van uwen Heer met waarheid nedergebracht, opdat hij degenen zou mogen bevestigen die gelooven, en tot eene richting diene en goede tijdingen aan de Moslems brenge.
وَلَقَدْ نَعْلَمُ أَنَّهُمْ يَقُولُونَ إِنَّمَا يُعَلِّمُهُ بَشَرٌ ۗ لِّسَانُ الَّذِي يُلْحِدُونَ إِلَيْهِ أَعْجَمِيٌّ وَهَٰذَا لِسَانٌ عَرَبِيٌّ مُّبِينٌ
( 103 )
Wij weten ook dat zij zeggen: Waarlijk, een zeker man leert hem den Koran samenstellen. De taal van den persoon dien zij willen aanduiden is eene vreemde taal: maar diegene waarin de Koran is geschreven, is de duidelijke Arabische taal.
إِنَّ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ لَا يَهْدِيهِمُ اللَّهُ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ
( 104 )
Wat hen betreft die niet in Gode teekenen gelooven, God zal hen niet leiden, en zij zullen eene pijnlijke marteling ondergaan.
إِنَّمَا يَفْتَرِي الْكَذِبَ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْكَاذِبُونَ
( 105 )
Waarlijk, zij die niet in Gods teekenen gelooven, denken eene leugen uit, en zij zijn de leugenaars.
مَن كَفَرَ بِاللَّهِ مِن بَعْدِ إِيمَانِهِ إِلَّا مَنْ أُكْرِهَ وَقَلْبُهُ مُطْمَئِنٌّ بِالْإِيمَانِ وَلَٰكِن مَّن شَرَحَ بِالْكُفْرِ صَدْرًا فَعَلَيْهِمْ غَضَبٌ مِّنَ اللَّهِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ
( 106 )
Waarlijk, zij die niet in Gods teekenen gelooven, denken eene leugen uit, en zij zijn de leugenaars.
ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمُ اسْتَحَبُّوا الْحَيَاةَ الدُّنْيَا عَلَى الْآخِرَةِ وَأَنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي الْقَوْمَ الْكَافِرِينَ
( 107 )
Dit zal hun vonnis zijn, omdat zij het tegenwoordige leven boven het volgende hebben bemind en omdat God de ongeloovigen niet leidt.
أُولَٰئِكَ الَّذِينَ طَبَعَ اللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ وَسَمْعِهِمْ وَأَبْصَارِهِمْ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْغَافِلُونَ
( 108 )
Die zijn zij wier harten, gehoor en gezicht door God zijn verzegeld. Zij zijn zorgeloos;
لَا جَرَمَ أَنَّهُمْ فِي الْآخِرَةِ هُمُ الْخَاسِرُونَ
( 109 )
Maar het is ontwijfelbaar, dat zij in het volgende leven zullen gestraft worden.
ثُمَّ إِنَّ رَبَّكَ لِلَّذِينَ هَاجَرُوا مِن بَعْدِ مَا فُتِنُوا ثُمَّ جَاهَدُوا وَصَبَرُوا إِنَّ رَبَّكَ مِن بَعْدِهَا لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ
( 110 )
Uw Heer zal echter gunstig zijn voor degenen die hunne woning zijn ontvlucht, nadat zij waren vervolgd, en die door geweld genoodzaakt worden het geloof te verloochenen, en die tot verdediging van den waren godsdienst hebben gestreden, en met geduld zijn blijven volharden; waarlijk, voor hen zal uw Heer genadig en barmhartig zijn, nadat zij hunne oprechtheid zullen hebben betoond.
يَوْمَ تَأْتِي كُلُّ نَفْسٍ تُجَادِلُ عَن نَّفْسِهَا وَتُوَفَّىٰ كُلُّ نَفْسٍ مَّا عَمِلَتْ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ
( 111 )
Op een zekeren dag zal iedere ziel voor zich zelve pleiten, en iedere ziel zal beloond worden naar hetgeen zij zal hebben bedreven, en zij zal niet onrechtvaardig worden behandeld.
وَضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا قَرْيَةً كَانَتْ آمِنَةً مُّطْمَئِنَّةً يَأْتِيهَا رِزْقُهَا رَغَدًا مِّن كُلِّ مَكَانٍ فَكَفَرَتْ بِأَنْعُمِ اللَّهِ فَأَذَاقَهَا اللَّهُ لِبَاسَ الْجُوعِ وَالْخَوْفِ بِمَا كَانُوا يَصْنَعُونَ
( 112 )
God stelt u als vergelijking eene stad voor, die veilig en rustig was, en tot welke de levensmiddelen van alle zijden in overvloed kwamen; maar zij verloochende, ondankbaar, Gods gunst, waardoor God haar buitengewone hongersnood en vrees deden gevoelen, om hetgeen zij had gedaan.
وَلَقَدْ جَاءَهُمْ رَسُولٌ مِّنْهُمْ فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَهُمُ الْعَذَابُ وَهُمْ ظَالِمُونَ
( 113 )
En thans is uit hun midden een gezant gekomen tot de bewoners van Mekka, en zij beschuldigen hem van bedrog; daarom zal hun eene straf worden opgelegd, naardien zij onrechtvaardig handelen.
فَكُلُوا مِمَّا رَزَقَكُمُ اللَّهُ حَلَالًا طَيِّبًا وَاشْكُرُوا نِعْمَتَ اللَّهِ إِن كُنتُمْ إِيَّاهُ تَعْبُدُونَ
( 114 )
Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, hetgeen nuttig en goed is, en wees dankbaar voor Gods goedheden, indien gij hem aanbidt.
إِنَّمَا حَرَّمَ عَلَيْكُمُ الْمَيْتَةَ وَالدَّمَ وَلَحْمَ الْخِنزِيرِ وَمَا أُهِلَّ لِغَيْرِ اللَّهِ بِهِ ۖ فَمَنِ اضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍ وَلَا عَادٍ فَإِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
( 115 )
Hij heeft u alleen het gebruik verboden van hetgeen dood is, en bloed en varkensvleesch, en hetgeen in den naam van een ander dan God is gedood. Maar omtrent hem, die door den nood gedwongen werd, van deze dingen te eten en die niet willens of opzettelijk zondigde, zal God zekerlijk genadig en barmhartig zijn.
وَلَا تَقُولُوا لِمَا تَصِفُ أَلْسِنَتُكُمُ الْكَذِبَ هَٰذَا حَلَالٌ وَهَٰذَا حَرَامٌ لِّتَفْتَرُوا عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ ۚ إِنَّ الَّذِينَ يَفْتَرُونَ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ لَا يُفْلِحُونَ
( 116 )
En zeg niet, waarmede uwe tongen eene leugen uitdrukken: Dit is wettig en dit onwettig, om eene leugen nopens God uit te denken; want zij die iets nopens God uitdenken, zullen geen voorspoed genieten.
مَتَاعٌ قَلِيلٌ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ
( 117 )
Zij zullen slechts weinig genoegen in deze wereld smaken en in de volgende zullen zij eene pijnlijke marteling ondergaan.
وَعَلَى الَّذِينَ هَادُوا حَرَّمْنَا مَا قَصَصْنَا عَلَيْكَ مِن قَبْلُ ۖ وَمَا ظَلَمْنَاهُمْ وَلَٰكِن كَانُوا أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ
( 118 )
Den Joden verboden wij wat wij u reeds vroeger verhaalden, en wij behandelden hen daarin niet onrechtvaardig; maar zij handelen zelven onrechtvaardig omtrent hunne eigene zielen.
ثُمَّ إِنَّ رَبَّكَ لِلَّذِينَ عَمِلُوا السُّوءَ بِجَهَالَةٍ ثُمَّ تَابُوا مِن بَعْدِ ذَٰلِكَ وَأَصْلَحُوا إِنَّ رَبَّكَ مِن بَعْدِهَا لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ
( 119 )
Uw Heer zal genadig zijn omtrent dengenen die kwaad bedrijven door onwetendheid, en later berouw gevoelen en boete doen; waarlijk, voor hen zal uw Heer, na hun berouw, genadig en barmhartig zijn.
إِنَّ إِبْرَاهِيمَ كَانَ أُمَّةً قَانِتًا لِّلَّهِ حَنِيفًا وَلَمْ يَكُ مِنَ الْمُشْرِكِينَ
( 120 )
Abraham was een voorbeeld van waren godsdienstijver, gehoorzaam aan God en vroom. Hij was geen afgodendienaar
شَاكِرًا لِّأَنْعُمِهِ ۚ اجْتَبَاهُ وَهَدَاهُ إِلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
( 121 )
Hij was dankbaar voor zijne weldaden. Daarom koos God hem en leidde hem op den rechten weg.
وَآتَيْنَاهُ فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً ۖ وَإِنَّهُ فِي الْآخِرَةِ لَمِنَ الصَّالِحِينَ
( 122 )
Wij beloonden hem in deze wereld, en in de volgende zal hij tot de rechtvaardigen behooren.
ثُمَّ أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ أَنِ اتَّبِعْ مِلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا ۖ وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ
( 123 )
Wij hebben ook tot u, o Mahomet! door openbaring gesproken, zeggende: Volg den godsdienst van Abraham, die vroom en geen afgodendienaar was.
إِنَّمَا جُعِلَ السَّبْتُ عَلَى الَّذِينَ اخْتَلَفُوا فِيهِ ۚ وَإِنَّ رَبَّكَ لَيَحْكُمُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فِيمَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُونَ
( 124 )
De Sabbat werd alleen voor hen bepaald, die daaromtrent met hunnen profeet verschillen , en uw Heer zal op den dag der opstanding zekerlijk tusschen hen richten, nopens datgene, waaromtrent zij verschillen.
ادْعُ إِلَىٰ سَبِيلِ رَبِّكَ بِالْحِكْمَةِ وَالْمَوْعِظَةِ الْحَسَنَةِ ۖ وَجَادِلْهُم بِالَّتِي هِيَ أَحْسَنُ ۚ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ضَلَّ عَن سَبِيلِهِ ۖ وَهُوَ أَعْلَمُ بِالْمُهْتَدِينَ
( 125 )
Noodig, door wijsheid en zachte vermaning, de menschen uit, den weg van uwen Heer te bewandelen. Twist gij met hen, doe het dan op de meest gepaste wijze; want uw Heer weet wel wie van zijn drempel afdwaalt en wie op den waren weg zijn geleid.
وَإِنْ عَاقَبْتُمْ فَعَاقِبُوا بِمِثْلِ مَا عُوقِبْتُم بِهِ ۖ وَلَئِن صَبَرْتُمْ لَهُوَ خَيْرٌ لِّلصَّابِرِينَ
( 126 )
Indien gij u op iemand wreekt, neem dan eene wraak, geëvenredigd aan het kwaad dat u wordt aangedaan ; maar indien gij het kwade geduldig ondergaat, zal dit beter voor den lijdzame zijn.
وَاصْبِرْ وَمَا صَبْرُكَ إِلَّا بِاللَّهِ ۚ وَلَا تَحْزَنْ عَلَيْهِمْ وَلَا تَكُ فِي ضَيْقٍ مِّمَّا يَمْكُرُونَ
( 127 )
Wees dus geduldig; maar gij zult dit niet kunnen doen dan met Gods hulp. Bedroef u niet op het verhaal der ongeloovigen, en verkeer ook niet in angst om hetgeen zij uitdenken;
إِنَّ اللَّهَ مَعَ الَّذِينَ اتَّقَوا وَّالَّذِينَ هُم مُّحْسِنُونَ
( 128 )
Want God is met hen die hem vreezen en oprecht zijn.